
De Westelijke Eilanden in Amsterdam
Ooit wemelde het op de Westelijke Eilanden van de scheepswerven en de daarbij horende bedrijvigheid.
De 3 eilanden -Bickerseiland, Prinseneiland en Realeneiland- zijn een deel van de derde Uitleg van Amsterdam in 1615. Ze werden aangelegd in het IJ tegelijkertijd met een deel van de Jordaan en de Haarlemmerdijk vanwege de toenemende welvaart en drukke handel in de 17e eeuw, ook wel bekend als onze Gouden Eeuw.
In 1610 begon het uitdiepen van de ‘Nieuwe Waal’. Tussen 1611 en 1615 werden er drie kunstmatige eilanden aangeplempt, waar niet lang daarna de vele schepen van de West-Indische Compagnie en anderen reders konden aanmeren. Op de eilanden werden honderden pakhuizen gebouwd, waarvan alleen al op het Prinseneiland zo’n 100. Van de vele scheepswerven en -werfjes zaten er meer dan 30 op het Prinseneiland. Het hout voor de scheepsbouw werd opgeslagen op de Houttuinen en het teer dat nodig was om de schepen te teren en de naden te dichten werd opgeslagen en verwerkt op de Nieuwe Teertuinen. Ook andere namen herinneren ons aan de verschillende functies: Zoutkeetsgracht, de Silodam, de Bokkinghangen en de Breeuwerstraten.
De Eilanden hadden lange tijd een spilfunctie in Amsterdams bloeiperiode als handelsstad. Het was de tijd van de WIC en de handel op de Levant en de Oostzee. Op de werven werden handelsschepen gebouwd en gerepareerd en in de pakhuizen en op de kades lag de handelswaar hoog opgestapeld, variërend van haring en ansjovis tot tabak en teer, van zout en wijn tot graan en hout. In 1832 werden de eilanden afgesloten van het IJ door de aanleg van de Westerdoksdijk om te voorkomen dat de haven zou dichtslibben.

Waar nu de “3 Haringen” ophaalbrug staat, lag vroeger een drijvende overloop “Kippenbrug” (publ. 1907). Rechts het terreintje waar nu de Botenclub is gevestigd. Daarachter de pakhuizen de “Drie Prinsen” (nu “Markus”) en links de pakhuizen de “Drie Haringen” waarvan er 2 rond 1920 afbrandden.
Maar de teruggang van de haven aan het begin van de 20e eeuw was niet tegen te houden en mede door de opkomst van andere havensteden (zoals Rotterdam) verloren ook de eilanden hun belang voor de stad. De ene na de andere werf legde het loodje en de pakhuizen raakten leeg. De eilanden vervielen tot een achterbuurt. Pas eind jaren vijftig van de vorige eeuw krabbelden ze weer een beetje op. Kunstenaars en krakers herontdekten de schoonheid van het gebied. In veel pakhuizen kwamen ateliers en werkplaatsen en andere werden getransformeerd tot appartementen. De eilanden groeiden uit tot een geliefde woon- en werkplek, een wereldje op zich. Maar van het nautische verleden is vrijwel niets meer over. De werven zijn verdwenen. Allemaal? Nee, op het Prinseneiland is er één die moedig standhoudt:
de Botenclub Westelijke Eilanden
In de nieuwsbrief van de Stad Amsterdam van 8 september 2022 verscheen een uitvoerige beschrijving van de Westelijke Eilanden met oude kaarten en foto’s van toen en nu. Klik hier om het verhaal te lezen en te bekijken.

Scheepswerf de Walvis, nu een jachthaven

Rechts een werfje in 1950, nu de Botenclub

De kade bij de Sloterdijkbrug, nu een parkeerterrein

De Botenclub, nog steeds in bedrijf met dank aan onze leden en sponsoren

